Joh. 13:18-30
Judas is de spreekwoordelijke verrader, in de middeleeuwen het voorbeeld van de “perfide Jood”, de man die Jezus heeft verraden met een kus en geen vergeving zocht maar door zijn zelfmoord voor eeuwig in de hel belandde. In onze tijd is er geprobeerd om dat stigma van Judas weg te nemen. Hij wordt nu door sommigen voorgesteld als de geheime medewerker van Jezus, hij is de man met een tragisch misverstand over Jezus’ zending, hij is degene die Jezus wilde dwingen om Zijn macht te tonen en het Koninkrijk van God te gaan vestigen. Net zoals er heel lang geleden in de Gnostiek – een vermenging van christendom, filosofie en oosterse verlossingsgodsdiensten – ook een sekte was die in Judas de ware Verlosser heeft gezien, zo zijn er ook nu mensen die deze redeneringen aanhangen. Namelijk: zonder het verraad van Judas was Christus niet gestorven. Judas is dus eigenlijk degene die door God werd gebruikt om het waarachtige Paaslam te offeren.
Hoe zit het dan met Judas? In alle evangeliën wordt over het verraad van Judas gesproken. En de kern van alles is wat we al gelezen hebben in vers 2: “de duivel [had] Judas Iskariot, de zoon van Simon, al in het hart gegeven […] Hem te verraden…” Dat is het oordeel van dit evangelie over Judas. We hebben dan ook al gehoord dat Judas gemopperd heeft op Maria van Bethanië vanwege de zalving van Jezus. Johannes schrijft in hoofdstuk 12:6 dat Judas de beurs beheerde maar een dief was. (Bij een rondtrekkende groep was het gebruikelijk dat een van hen het geld beheerde dat onderweg werd ingezameld voor de dagelijkse noden en om te geven aan de armen.)
Wie is Judas Iskariot? De naam Judas was een gebruikelijke voornaam in Judea. En Iskariot kan eenvoudig betekenen dat hij afkomstig was van de stad Kerioth. Het is ook mogelijk dat de naam een verbastering is van het Latijnse Sicarius, wat bandiet of terrorist betekent. Een sicarius was een Zeloot, die vaak in de menigte ging staan met een verborgen wapen, meestal een dolk, om dan op een afgesproken teken Romeinse soldaten aan te vallen. In ieder geval komt Judas niet uit Galilea. In de kring van de discipelen is hij van meet af aan een buitenbeentje – omdat hij een Zeloot was geweest? Of omdat hij niet uit Galilea kwam? We weten dat niet zeker.
In ons gedeelte liggen er nog enkele uren tussen de viering van de Paasmaaltijd en de vroege ochtend van vrijdag, wanneer Judas zichzelf zal verhangen. Voordat het proces van Jezus bij Pilatus plaatsvindt, is Judas al gestorven. Jezus heeft al lang geweten dat Judas de verrader zal zijn. Daarom zegt Hij in hoofdstuk 6:70 over Judas, maar zonder hem bij name te noemen: “En een van u is een duivel.” Het plan van Judas lijkt duidelijk te zijn: Jezus verraden voor een mooi bedrag, om daarna met al het geld waar hij zijn hand maar op kan leggen weg te vluchten, na deze drie – in zijn ogen – verloren jaren. Jezus weet dat. Hij heeft net vóór de maaltijd gezegd: “En u bent rein, maar niet allen.” Waarom zegt Jezus dat? “Want Hij wist wie Hem verraden zou.” (Joh. 13:10,11)
Dan komen we aan ons gedeelte. Jezus heeft net een zaligspreking uitgesproken. “Zalig bent u als u ze doet” – namelijk de dingen die voortvloeien uit het voorbeeld dat Jezus gaf met de voetwassing. En dan zegt Hij: “Ik zeg dit niet van u allen.” Jezus kende degenen die Hij uitverkoren had. Ook dat zegt Hij openlijk tegen de discipelen. En dan citeert Hij een Schriftwoord: “Wie Mijn brood eet, heeft zijn hiel tegen Mij opgeheven.” Dat citaat komt uit psalm 41 en klinkt volledig zo: “Zelfs de man met wie ik in vrede leefde, op wie ik vertrouwde, die mijn brood at, heeft mij hard nagetrapt.” En dan lezen we dat de geest van Jezus in beroering raakte en dat Hij openlijk uitspreekt wat nu te gebeuren staat: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u dat een van u Mij zal verraden.” Petrus maakt dan een gebaar in de richting van Johannes, de evangelist, die op dat moment vlakbij Jezus aan tafel ligt. Het is duidelijk de bedoeling dat deze Johannes aan Jezus zal vragen wie het is: “En deze ging tegen Jezus’ borst liggen en zei tegen Hem: “Heere, wie is het?” (Vers 25) Jezus antwoordt dat het degene is aan wie Hij het stuk brood zal geven en dan geeft Hij het aan Judas Iskariot – toen hij het aannam “voer de satan in hem” – met de woorden: “Wat u wilt doen, doe het snel.” Judas verlaat dan de maaltijd terwijl niemand begrijpt waarom Jezus deze woorden tot hem gesproken heeft, en waarom hij zo snel naar buiten gaat. Ze denken dat Jezus hem misschien opdracht heeft gegeven om nog iets te kopen voor de Paasmaaltijd of geld te geven aan de armen.
Dit is het eindpunt van de drie jaren die Judas met Jezus heeft doorgebracht. Die moeten voor Judas buitengewoon zwaar zijn geweest. Keer op keer heeft hij meegemaakt, dat Jezus de harten van de mensen kon lezen. In Johannes 5:42 hoort ook Judas dat Jezus zegt: “Ik ken u: u bezit zelf de liefde van God niet.” Judas moet geweten hebben dat Jezus zijn hart volledig kende. Zo zegt Johannes dat ook in 2:25, dat “Hij het niet nodig had dat iemand van de mens getuigde, want Hij wist Zelf wat in de mens was.” Op elk moment tijdens deze drie jaren had Judas het gezelschap van de discipelen ook kunnen verlaten, zoals vele anderen dat ook gedaan hebben. Dat hebben we gelezen in hoofdstuk 6:6: “van toen af trokken velen van Zijn discipelen zich terug en gingen niet meer met Hem mee.” Waarom is Judas dan gebleven? Of waarom heeft Judas niet geprobeerd om zijn hart op het goede spoor te krijgen? Judas heeft ervoor gekozen om te volharden in de hypocrisie. Hij volgde Jezus omdat hij hoopte dat Deze het Koninkrijk zou brengen – en misschien zag hij voor zichzelf daarin een grote rol weggelegd, zoals ook vele andere discipelen gedacht hebben. Hij twijfelt aan Jezus, vanwege de aankondiging van het lijden van de Zoon des mensen. Maar dat hebben de andere discipelen ook gedaan, zoals Petrus zelf. Maar de 11 discipelen hebben zich opengesteld voor het onderwijs van Jezus. Beetje bij beetje hebben ze ingezien en aanvaard dat het Koninkrijk van God dat Jezus kwam brengen, een geestelijk koninkrijk van vergeving en verzoening was. Beetje bij beetje hebben ze leren aanvaarden, dat de weg van Jezus door de vernedering van de dood aan het kruis moest gaan. Maar terwijl de 11 discipelen door Jezus werden omgevormd tot waarachtige apostelen, zakte Judas steeds dieper weg in het moeras van hypocrisie en bittere teleurstelling. De woorden die Jezus sprak, hebben zijn hart geen blijdschap gegeven. Het vooruitzicht van het delen in het lijden van de Messias, was voor hem afschrikwekkend. Uiteindelijk was er alleen nog maar de hypocrisie en de wens om te vluchten voordat het te laat was.
Op deze donderdagavond heeft Judas al lang met de priesters de afspraak gemaakt om Jezus te verraden voor 30 zilverlingen. Het ging hem alleen nog maar om een plaats waar ze Jezus konden grijpen. Deze bovenzaal was daarvoor niet geschikt, want Judas kon niet weten waar de Paasmaaltijd zou worden gehouden. Immers, Jezus had maar twee discipelen uitgezonden om deze kamer te vinden en in te richten. Dus moet Judas een andere plaats vinden en dat werd de Hof van Gethsemane.
Nu ontvouwt zich het drama van het verraad in vier onderdelen. In de eerste plaats is het verraad voorspeld. Jezus wilde aan de discipelen duidelijk maken, dat dit verraad voor Hem niet onverwachts kwam. Vers 19: “Nu al zeg Ik het u voordat het gebeurt, opdat wanneer het gebeurt, u zult geloven dat Ik het ben.” Ook het verraad van Judas is opgenomen in de nauwkeurige planning van de executie van Jezus. Jezus heeft geen vergissing begaan, vandaar dat Hij zegt: “Ik weet wie Ik uitverkoren heb.” Dat is overigens niet de uitverkiezing – dat Jezus vanaf de eeuwigheid deze mensen al tot het heil zou hebben voorbestemd – maar veel eenvoudiger: dat Jezus deze allen als Zijn discipelen had uitgekozen. Daarmee zegt Jezus: ‘Ik ken jullie allemaal, en ik heb elk van jullie gekozen om discipel te zijn, en ik weet wat in jullie harten zich afspeelt. Dus wees gerust, Ik wist het ook van deze verrader.’ Jezus is niet het slachtoffer van Judas, maar Judas speelt zonder het te weten de rol die voorzien is. Daarom heeft Jezus hem niet weggestuurd, maar laten blijven in het gezelschap van de discipelen.
En dat niet alleen, Judas is gekozen omdat hij de rol zal vervullen die al in Psalm 41 werd voorzien. Judas is gekozen zodat wat hij uiteindelijk zelf wilde doen, de Schrift zou vervullen. Het verraad van Judas is zijn eigen daad, het is een keuze die gedreven is door zijn eigen wil. Maar toen hij deed wat hij wilde, was het ook een vervulling van de Schrift. God heeft de afkeer en de haat en het verraad van Judas opgenomen in Zijn goddelijk plan. Niet alleen in Psalm 41 vinden we dat, maar ook in Psalm 55:13, 14: “het is niet mijn hater die zich tegen mij verheft … Maar u bent het, o sterveling, als mijn gelijke, mijn leidsman en mijn bekende.” Zacharia spreekt er over in 11:12,13, waar het loon van het verraad wordt gesteld op 30 zilverstukken, en waar ook al aangeduid wordt wat Judas erna zou doen: de 30 zilverstukken werpen in het huis van de Heere, in de tempel. Zacharia zegt dat het geld moest worden geworpen in de tempel en in de richting van de pottenbakker. En wat deden de Joden met de 30 zilverlingen die Judas in de tempel had gegooid? Ze kochten er een stuk land voor, bestemd voor een pottenbakker. Een nauwkeurige vervulling van de profetie van Zacharia.
In de tweede plaats wordt het verraad aangekondigd. Dat hebben we al gevonden in vers 21, “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u dat een van u Mij zal verraden.” Waarom gebruikt Jezus deze opmerkelijke taal? Die uitdrukking “voorwaar, voorwaar” wordt steeds gebruikt wanneer Jezus een heerlijke en nieuwe waarheid verkondigt. In vers 20 kwam die uitdrukking ook al voor: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: als iemand hem ontvangt die Ik zal zenden, ontvangt hij Mij, en wie Mij ontvangt, ontvangt Hem Die Mij gezonden heeft.” In vers 20 gaat het dus om de waarheid van het discipelschap. De Vader heeft Jezus gezonden, en Jezus heeft de discipelen nu gezonden. Door het verraad van Judas wordt daar niets aan veranderd. Dat is de reden dat Jezus dit zegt meteen na de aankondiging van de verrader.
En in vers 21 zegt Hij het dan nog eens over het verraad, ingeleid met dezelfde woorden. Alsof het een heerlijke waarheid is. Maar het is in zekere zin ook een heerlijke waarheid: de verrader verbreekt de waardigheid van de discipelen niet, want Jezus heeft hem precies voor dit doel uitgekozen. Het verraad is bovendien geen verrassing voor Jezus, maar God heeft het opgenomen in Zijn plannen. De discipelen zijn nog steeds opgenomen in de zending van Jezus en alles wat God aan hen beloofd heeft, staat nog overeind. Dat is wel belangrijk om te weten, als je ziet hoe vaak in deze wereld christelijke leiders, dominees, priesters als hypocriet aan de kaak worden gesteld. Dat mag allemaal nog waar zijn ook, maar het verandert niets aan de opdracht en de zending van de anderen.
In de derde plaats is er de verbijstering over het verraad bij de discipelen. In vers 22 horen we dat de discipelen elkaar aankijken en twijfelen wie bedoeld is. Op zich al een aardig detail, dat niemand van hen Judas blijkbaar al in gedachten had. Ze kijken naar elkaar staat er. Volgens Mattheus zijn ze allemaal door elkaar heen gaan praten en hebben ze geroepen “ben ik het? ben ik het?”
En dan het vierde onderdeel. De verrader wordt door Jezus ook aangesproken. Er staat trouwens twee keer bij dat het Judas is, de zoon van Simon Iskariot of Judas Iskariot, de zoon van Simon. Er is dus nog een andere Judas in hun gezelschap geweest waar deze van moest worden onderscheiden. Nu wordt de verrader ontmaskerd doordat Jezus een stukje van het ongezuurde brood, de matse, indoopt en aan Judas geeft. Dit ging vooraf aan het eten van het Paaslam. De matse werd ingedoopt in een kom vol met geplette druiven en vijgen en dadels, waar dan een beetje azijn en wat zout en kruiden aan was toegevoegd. Het eerste stukje brood doopte je in dat mengsel en gaf je aan een geëerde gast. En Judas lag aan de linkerkant van Jezus, dat is de plaats van de geëerde gast, terwijl Johannes aan de rechterkant van Jezus aanlag. Is het denkbaar dat Judas deze plaats heeft opgeëist vanuit zijn hypocrisie? Een plaats die misschien eerder aan Petrus zou moeten toekomen?
Judas is dus de geëerde gast aan Jezus’ linkerzijde. Hij heeft die eerder plaats ingenomen en wordt nu ook als zodanig behandeld. Vóór dit moment, had Judas nog de mogelijkheid om van gedachten te veranderen, zijn verraad tegenover Jezus op te biechten, en Hij zou dan door Jezus zijn vergeven. Maar de uitdrukking die we lezen in vers 27 houdt in, dat het vanaf dit moment onmogelijk wordt. De satan voer in hem, lezen we. Nu is er geen weg terug. Het kwade dat Judas in zijn hart heeft gekoesterd, het verraad dat hij heeft uitgevoerd en gepland, is nu onherroepelijk geworden. En dat betekent dat het niet langer het kwade is van de gedachten, het gemoed en de wil van Judas. Nu is het kwade dat uit hem voortkwam, een macht geworden die hem, Judas, in zijn greep heeft. Er is een lange weg waarop wij de mogelijkheid hebben van berouw en inkeer. Maar dan komt het moment dat als de vrucht van onze eigen onwil en zonde de macht van het kwade ons in de greep krijgt. Zoals het hart van de farao werd verhard nadat hij vijf keer uit eigen wil geweigerd had om Israël te laten gaan.
Jezus spreekt nu tegen Judas: “Wat u wilt doen, doe het snel.” Jezus wil zo snel mogelijk van Judas af zijn. De komende uren wil Hij besteden aan het gesprek met de 11 discipelen waarin Hij de heerlijke beloften van God aan de discipelen doorgeeft om te eindigen met een bijzondere gebed van hoofdstuk 17. Er is geen plaats meer aan tafel voor de verrader. Met deze woorden heeft Jezus ook het startsein gegeven voor de serie van gebeurtenissen die samen zouden leiden tot Zijn dood. Dit is het moment waarop Hij Zich nog had kunnen terugtrekken. Hij had de stad kunnen verlaten in het donker, of Hij had kunnen verhinderen dat Judas de plaats waar zij waren aan de priesters zou doorgeven. Maar dat was niet Gods weg.
Judas verlaat ook onmiddellijk de bovenzaal. We lezen dat hij “meteen naar buiten” ging. En dan horen we ook de woorden: “En het was nacht.” Dat is veelbetekenend is, en niet alleen maar een aanduiding van het tijdstip, dat weten we al vanuit hoofdstuk 12. Daar heeft Jezus gezegd: “wandel zolang u het licht hebt, opdat de duisternis u niet overvalt.” Hier valt die duisternis over Judas zelf, voor hem breekt de eeuwige nacht aan. Hij staat buiten en hij zal niet meer kunnen terugkeren. Nog eenmaal zou Judas het gelaat van Jezus zien. Als de tempelwacht met Judas de Hof van Gethsemane binnendringt om Jezus te arresteren, en Judas met een kus Jezus aanwijst. Dat is het laatste moment dat Judas Hem gezien heeft. Het laatste woord dat Jezus tot Judas heeft gesproken? Hij noemde hem: “vriend”. Zelfs toen had Judas zich nog kunnen bekeren en zich kunnen overgeven aan de genade van de Heer. Maar het kwade in hem was te sterk. Na het verraad is er wel het berouw geweest, maar dat heeft niet tot bekering geleid. Na het verraad kwam het besef dat hij niet meer waard was om te leven, maar het heeft hem niet de vergeving van God doen zoeken, maar hij heeft door zijn zelfmoord nog tot het laatste ogenblik zijn leven in eigen hand willen houden. En daarmee aan de zonde van het verraad de zonde van de zelfmoord toegevoegd. Het is gruwelijk om te zien hoe een mens voortdurend in de buurt van Jezus kan zijn, en dan door hypocrisie, teleurstelling, het koesteren van de eigen wil, een laten groeien van persoonlijke ambities en verlangens, uiteindelijk zover van God gescheiden raakt, dat hij ook de weg van bekering en vergeving niet meer vinden kan.
Het verhaal van Judas is het meest vreemde verhaal van de Bijbel. In orthodoxe kringen wordt de dood van Jezus gezien als offer voor de zonden van de mensheid. Dan moeten we Judas toch dankbaar zijn dat hij dit mogelijk heeft gemaakt? Zeer vreemd vind ik het ook dat Jezus nooit een woord van spijt of verdriet of Judas heeft gesproken. Was er voor hem geen vergeving mogelijk? Maar waarom zegt Jezus dan dat hij al weet wie hem verraden zal? Kon Judas dan nog wel anders beslissen? Kennelijk niet. Dat is raar, dat je al van tevoren bestemd bent om iemand te verraden en je dus geen vrij wil meer heeft. Dit verhaal maakt voor mij het evangelie ongeloofwaardig. Het is zo bizar: waarom neemt Jezus een discipel aan van wie hij weet dat hij hem zal verraden? Uiterst merkwaardig.
LikeGeliked door 1 persoon