Door Sue Parker Gerson
Een van de beroemdste uitspraken over Torastudie, die op meerdere plaatsen in de Talmoed en in de dagelijkse ochtendgebedsdienst te vinden is, is Talmoed Torah k’neged kulam, wat betekent “de studie van de Torah overtreft ze allemaal.” Het “alles” wordt gewoonlijk opgevat als de rest van de mitzvot. Torastudie, met andere woorden, is van groter belang dan elk ander gebod.
De daf van vandaag begint met een tweevoudige uitzondering op deze regel:
Men onderbreekt Tora-studie om de doden naar buiten te dragen (voor de begrafenis) en om een bruid te begeleiden (naar haar bruiloft). Men zei over Rabbi Jehoeda, de zoon van Rabbi Elai, dat hij zijn Tora-studie zou onderbreken om de doden te dragen (voor de begrafenis) en om een bruid te begeleiden (naar haar bruiloft). In welk geval wordt deze uitspraak gedaan? Alleen wanneer er niet voldoende (aantallen andere mensen beschikbaar zijn om de overledene of de bruid op gepaste wijze te eren). Echter, wanneer er voldoende aantallen zijn, mogen extra mensen hun Tora-studie niet onderbreken (om deel te nemen).
Volgens de oorspronkelijke leer mag men alleen een pauze nemen van het leren van Tora om iemand te vergezellen naar zijn begrafenis of naar zijn bruiloft. Maar de Gemara vernauwt vervolgens de uitspraak door te stellen dat dit alleen zo is als er niet een menigte is van voldoende omvang om de bruid of de overledene te eren.
Hoeveel mensen zijn er genoeg om eer te bewijzen bij een begrafenis? (We laten de vraag over de bruidsstoet voor zijn beurt in Traktaat Ketoebot). Zoals blijkt, is het antwoord veel: 12.000 rouwenden en 6.000 sjofarblazers (of mogelijk 12.000 rouwenden, van wie er 6.000 ook sjofars blazen). In het geval van een Tora-geleerde die is overleden, loopt dat aantal op tot 600.000, of het aantal mannen waarvan wordt aangenomen dat ze bijeenkwamen bij het geven van de Tora op de berg Sinaï.
En wat als de overledene niet alleen een geleerde was, maar ook een leraar? In dat geval, merkt de Gemara op:
Voor iemand die anderen onderwees, is er geen grens (aan de eer die hem betoond moet worden).
Dus terwijl de Gemara begint met te zeggen dat een Tora-student haar studie alleen mag onderbreken om een begrafenis bij te wonen als zij nodig is om de menigte te helpen aanzwellen, zijn de aantallen die gegeven worden voor voldoende eer zo hoog dat het zou betekenen dat iemands aanwezigheid vermoedelijk altijd noodzakelijk is. Als dat het geval is, heeft het nauwelijks zin om een aantal vereiste aanwezigen te noemen. Dus wat is er werkelijk aan de hand?
Een aanwijzing kan gevonden worden in de ontroerende manier waarop Rav Sheishet de betekenis van het getal van 600.000 uitlegt:
Zoals de Torah werd gegeven, zo moet het ook worden weggenomen. Zoals de Tora werd gegeven in aanwezigheid van zeshonderdduizend man, zo moet ook het wegnemen ervan gebeuren in aanwezigheid van zeshonderdduizend man.
Met andere woorden, dezelfde eer die werd gegeven toen de Tora werd gegeven op de berg Sinaï, moet worden gegeven wanneer de Tora wordt genomen door het heengaan van een Tora-geleerde.
In zijn Daf Shevui commentaar, schrijft Rabbi Joshua Kulp, commentaar gevend op een identieke passage in Ketubot 17b: “Het klinkt voor mij alsof wat deze rabbijnen in feite zeggen is dat er niet zoiets bestaat als ‘genoeg’ mensen bij een begrafenisstoet. Aan het slot van deze passage wordt de ziel vergeleken met het geven van de Tora – net zoals de Tora werd gegeven in het bijzijn van 600.000 mensen, zo moet ook de ziel, de innerlijke Tora, worden weggenomen in het bijzijn van 600.000 mensen. Dit is een prachtig beeld – onze neshamot [zielen], onze innerlijke geesten en levenskracht, zijn onze eigen persoonlijke Tora.”
Als de ziel van een individu een hele Torah bevat, dan is het terzijde leggen van iemands studie om een begrafenis bij te wonen misschien niet zozeer het pauzeren van Torah-leren, als wel het richten van iemands aandacht op een andere “passage” – die van een persoon uit zijn aardse leven. De dag van de begrafenis is een unieke gelegenheid om onze Torah te pauzeren in ruil voor de mogelijkheid om hun Torah te leren – de lessen uit het leven van een persoon die blijven nadat hun ziel is teruggekeerd naar zijn schepper. En zo geïnspireerd, kunnen we dan terugkeren naar onze eigen lering.