De opstanding van de Heer Jezus Christus
Eén van de mooiste hoofdstukken uit de brieven van Paulus is 1 Kor. 15. Het is dan ook een goed idee geweest om daar gezamenlijk nog eens naar te kijken. Niet alles konden we bespreken, maar het voornaamste is toch wel naar voren gekomen.
De doorgegeven leer
Paulus begint in dit hoofdstuk met een verwijzing naar de brede inhoud van het evangelie dat hij aan de gemeente van Korinthe bekend gemaakt heeft. Dat is een evangelie dat hij verkondigd heeft, en dat door de Korinthiërs is aangenomen. Ze kwamen tot geloof in dit evangelie! Paulus kan ze daarom aanspreken als “geroepen heiligen”(1 Kor. 1:2) en dat zijn ook wij: geroepen door God en door Hem geheiligd, gereinigd en afgezonderd tot een goede taak. Dit is het evangelie waarin de Korinthiërs “staan”, d.w.z. het is hun “standpunt”, hun vertrekpunt bij alles. Paulus benadrukt dus niet hun “wandel” naar het geloof, maar hun positie in de wereld. Maar voegt er dan een voorwaarde aan toe, waaruit blijkt dat het van belang is hoe wij het evangelie begrijpen: “als u eraan vasthoudt zoals ik het u verkondigd heb.” Als de Korinthiërs hier eigenwijs worden en hun eigen ideetjes gaan volgen, dan zal dit evangelie ze niets baten. Hobbyisme leidt hier gegarandeerd tot ongelukken. Daaronder moet je verstaan dat een slechte of valse leer mensen op verkeerde levenswegen brengt, dat ze de vreugde missen van het evangelie of een verkeerde verwachting of hoop hebben. Vooral dat laatste wil Paulus hier onder de aandacht brengen. Het is immers met name de opstanding van Christus die door sommige Korinthiërs wordt ontkend.
Gestorven om onze zonden
Eerst spreekt Paulus over wat hij als kern van het evangelie aan de gemeente heeft doorgegeven. Het is ook de kern van het evangelie zoals predikanten in de PKN worden geacht die te verkondigen, al zijn er ook die dat (al lang) niet meer doen. Christus is gestorven voor onze zonden – Hij is het offerlam voor de zonden van de wereld – dat is het eerste punt. En het tweede: dat is een wérkelijke geschiedenis, en geen verhaal, want deze Christus heeft geleefd en is begraven en op de derde dag weer opgestaan, en uiteindelijk is Hij gezien door de apostelen, door meer dan vijfhonderd mannen (want het getuigenis van vrouwen had in de antieke tijd geen bewijskracht voor het gerecht) en door Paulus zelf. We ontdekten al pratende dat Paulus zelf hier zegt dat Christus hem “verschenen” is, maar dat dat niet hoeft te betekenen dat Paulus Hem ook gezien heeft. In Handelingen wordt dat niet vermeld, alleen dat Paulus Jezus’ stem gehoord heeft, en een verblindend licht zag. (Blijkbaar is licht plus stem voor Paulus hetzelfde als “verschijnen.”) Zó prediken de apostelen het evangelie, zonder uitzondering. Christus heeft wérkelijk geleefd, is wérkelijk gestorven en is wérkelijk begraven. Maar dan rijst de vraag: is Hij ook even wérkelijk opgestaan uit de doden? En betekent dat iets voor ons?
Even ter verduidelijking: Wanneer Jezus sterft aan het kruis, leeft zijn ziel voort. Dat is zo bij alle mensen. Bij de opstanding is er dus sprake van een leven ná het ‘leven na de dood’! Een geheel nieuw leven waarin juist het lichaam opnieuw een rol speelt, al is dat dan een “verheerlijkt lichaam” of ook wel een “hemels lichaam”. (Het heeft andere eigenschappen: kan verschijnen waar het maar wil, kan herkenbaar zijn of juist niet naar gelang het wil, maar het kan ook eten en drinken – denk maar aan de Emmaüsgangers.)
Er is geen opstanding uit de doden
De dwaalleer waarover het gaat moeten we nu nauwkeurig formuleren. Er waren mensen die zeiden: Christus is weliswaar te midden van de dode lichamen (letterlijk: lijken) opgestaan, maar dat betekent niet dat ook wíj uit de doden zullen opstaan. Er is geen “opstanding van de doden” in het algemeen. Misschien dachten ze wel, dat de opstanding van de gelovigen alleen maar een geestelijke vernieuwing inhield. Of dat een opstanding niet nodig was, omdat we allen toch een onsterfelijke ziel hebben. De “opstanding” van de gelovigen is dan een metafoor, die alleen verwijst naar een andere levenshouding, maar niet naar een werkelijk herleven van een mens na de dood.
We moeten daar niet meteen hard over oordelen, alsof de kwestie zo simpel ligt. Overweeg bij voorbeeld, dat het lichaam van Christus – anders dan bij Lazarus – maar drie dagen in het graf lag en dus nog niet volkomen was vergaan. Misschien is het óverleven van Jezus een wonder Gods, zonder dat er echt een “opstanding” bij te pas komt. Of overweeg de vele keren dat Paulus zelf het woord “doden” gebruikt om mensen aan te duiden die nog niet door het geloof met Christus verenigd waren, dus nog “dood waren in hun zonden en misdaden.” (Ef. 2) Dan is de opstanding een zuiver geestelijke gebeurtenis.
Bovendien was het in de Grieks-Romeinse cultuur helemaal niet zo wenselijk dat je juist een opstanding van het lichaam zou krijgen. Dat lichamelijke gaf toch pijn en moeite dus waarom zou je ernaar verlangen opnieuw met een lichaam rond te lopen? En had Jezus zelf niet gesproken over het “zijn als engelen in de hemel”, zodat je niet zou huwen en niet ten huwelijk zou worden gegeven? Misschien sprak het idee de mensen wel erg aan, dat ze na de dood als onlichamelijke geesten zouden blijven leven.
Net als de Farizeeën vond Paulus echter het geloof in de opstanding van dode lichamen noodzakelijk als voorbereiding op het deelnemen aan de toekomstige wereld, aan het Koninkrijk Gods.
Samenhang tussen Christus’ opstanding en onze opstanding
Paulus begint deze dwaalleer en zijn variaties te weerleggen door te zeggen, dat de opstanding van Jezus en die van de gelovigen op één lijn ligt. Als er helemaal geen opstanding van de doden is (voor de gelovigen) dan is dat algemeen waar (maar dan ook Christus niet.) En als Christus niet wérkelijk uit de doden is opgestaan, dan is de prediking van het evangelie een lege bewering. Dan hebben de apostelen een vals getuigenis gegeven, dan zijn de verhalen over de verschijning van Jezus gelogen en dan is zelfs Paulus’ eigen bekering maar een illusie. Als Jezus niet is opgestaan, dan blijven we achter met het éne feit dat Hij gestorven is. En daarmee is het verhaal dan uit. Géén opstanding, dan ook geen Hemelvaart, geen Wederkeer, géén strijd tegen de laatste vijanden en geen eindoverwinning over de dood zelf.
Maar het heeft bovendien enorme gevolgen voor de gelovigen hier en nu. Zonder de opstanding, zijn wij niet verlost van de zonden en de schuld tegenover God. Christus is immers “opgestaan tot onze rechtvaardiging.” (Vgl. Rom. 10:9, 10) Dan heeft Christus ook geen gezag over ons, terwijl een opgestane Heer “heerst over doden en levenden.” (Rom. 14:9) Dat is een logisch gevolg van de belijdenis die zegt dat Christus niet zomaar gestorven is – als martelaar of zoiets – maar dat Hij gestorven is om onze zonden. Dat sterven van de Heer Jezus voor onze zonden heeft alleen betekenis, wanneer Hij ook uit de doden is opgewekt. Daarom noemt Paulus in 1 Tim. 3:16 de opstanding een “rechtvaardiging” (“gerechtvaardigd in de Geest”) en in Rom. 1:4 is de opstanding het bewijs dat Hij werkelijk Gods Zoon is. Kortom, zonder het geloof in de opstanding, is er geen evangelie meer over. Er is geen bevrijding van de zondemacht, Jezus is niet onze Heere, en we hebben geen hoop op een eigen lichamelijke opstanding. Maar wie wil dan nog het lijden van Christus op zich nemen, de minachting of zelfs vervolging van de wereld verdragen, en in Zijn dienst treden? Daar is dan geen enkele reden meer voor.
Opstanding en wederkomst van Christus
Dit alles motiveert alleen nog maar om de belijdenis van de opstanding serieus te nemen. Zonder de opstanding, valt het bouwwerk van het geloof aan gruzelementen. Paulus heeft laten zien hoe alle elementen van de geloofsbelijdenis met elkaar samenhangen en uiteindelijk alleen zin hebben wanneer de wérkelijke en lichamelijke opstanding van Christus wordt beleden. Maar dan in vers 20, gooit Paulus het over een andere boeg. Hij bevestigt opnieuw de kern van de prediking van de apostelen. “Christus is opgewekt uit de doden én de Eersteling van hen die ontslapen zijn.” Nu gaat het om het verband tussen Christus’ opstanding en onze opstanding.
Paulus doet dat, door een korte tijdslijn te schetsen van de gebeurtenissen die we kunnen verwachten. Eerst de opstanding van Christus, dan de opstanding van allen die bij Christus horen en tenslotte de overgang van het Koninkrijk van de Zoon naar het koninkrijk van de Vader. De opstanding van Christus heeft Paulus al besproken. Daarom is nu meteen de wederkomst van Christus in het geding. Christus zal terugkeren zoals een hooggeplaatst persoon aankomt in de stad. De koning van hemel en aarde komt aan, zoals Koning Willem I aan land kwam bij Scheveningen. Vanaf dat moment is hij het wettige gezag. Zo is het ook met Christus. Uiteindelijk zal Christus echter het koningschap overdragen aan God Zijn Vader. Christus’ koningschap is dus maar tijdelijk en houdt verband met de overwinning over de vijandschap van de mensen. (Zoals in Openbaring 19 geschetst.) Als de laatste vijand is overwonnen – de dood is niet de welkome bevrijding van de ziel uit het lichaam zoals vele Grieken dachten – dan breekt het Koninkrijk van de Vader aan. Dan zal God alles zijn in allen – een totale heerschappij van God breekt aan. (En niet zoals de Nieuwe Bijbelvertaling zegt: God zal over alles en allen regeren.” De uitdrukking “in allen” bij Paulus reikt veel dieper al is ze ook mysterieuzer.)
De opstanding van Jezus Christus is te zien als de ouverture van een opstandingsopera, die vele bedrijven kent. En dat eerste bedrijf zal pas aanbreken wanneer Christus terugkeert en de doden in Christus als eerste zullen opstaan, zoals hij ook zegt in 1 Thess. 4:16. En het laatste bedrijf is de teruggave van het Koningschap aan de Vader, wanneer de Zoon des Mensen Zijn taak vervuld heeft. Zo is de toekomst van de mensheid onverbrekelijk verbonden met, en gefundeerd op de opstanding van Jezus Christus uit de doden. “In Christus zullen allen levend gemaakt worden.” (1 Kor. 15:22b)
“Naar de Schriften”
Nog een laatste gedachte. Paulus zegt, dat de opstanding van Jezus ook “naar de Schriften” is, dus aangeduid en voorspeld is in het Oude Testament. Waaraan denkt hij dan? Jesaja 53:10 bij voorbeeld. “Als zijn ziel zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben – Jezus is het zondoffer! – zal Hij nageslacht zien, Hij zal de dagen verlengen.” En Paulus las het in het woord “eeuwig” in Jesaja 55, waar het gaat om een eeuwig verbond met David – dus niet met de nazaten van David, maar met de ware David = Jezus Christus Zelf. Paulus las het in Psalm 16:10, waar we lezen “U zult Uw Heilige niet overgeven om ontbinding te zien.” Zo koppelt Paulus de Schriften met het feit van Jezus’ opstanding, zonder dat het Oude Testament de details van die opstanding – de drie dagen in het graf, het lege graf, de windsels etc. – nauwkeurig voorspelt. Pas met terugwerkende kracht kan in het Oude Testament vanuit de opstanding gezien worden, dat het ook (theo-) logisch is dat God Zijn Zoon uit de doden opgewekt heeft.
Moderne dwaalleer
Als Christus nooit werkelijk geleefd heeft, zoals ds. Van der Kaaij uit Nijkerk heeft geschreven, dan is Hij ook niet begraven, ook niet opgestaan, en ook niet verschenen. Dan hebben alle getuigen van die opstanding gelogen. Dan zijn wij dus óók nog in onze zonden, dan is ons geloof dus ook vergeefs, dan is de prediking van de apostelen – en van de collega’s van Van der Kaaij – dus ook een vals getuigenis en dan zijn wij dus inderdaad de “meest beklagenswaardige van alle mensen” omdat wij Christus ook als Mens navolgen. Het gaat hier niet alleen om een dwaalleer van de gemeente in Korinthe; het is geen verleden tijd, maar van alle tijden. Van der Kaaij is alleen maar het jongste voorbeeld van al die pogingen om ons belijden van zijn fundament te beroven.
Laten wij dan doen wat Paulus van de gemeente in Korinthe zegt, en laten wij het evangelie zoals Paulus het ons geleerd heeft aannemen en erin stáán en eraan vasthouden. (1 Kor. 15:1, 2) Dan hebben we een prediking met inhoud en een geloof met inhoud en mogen we vertrouwen op de vergeving van onze zonden. En ten slotte, dan mogen we een levende Heer gehoorzamen, die ooit zal terugkeren om al Zijn kinderen uit de dood te bevrijden.
Vind ik leuk:
Like Laden...