Eeuwigheidszondag in Rijnsburg

Verkondiging op eeuwigheidszondag in Rijnsburg. Traditioneel wordt dan over Mattheus 25 vanaf vers 13 gepreekt. Het beeld van de scheiding van schapen en bokken, en van de eeuwige straf voor diegenen die Christus niet gediend hebben, is heftig, maar bevat belangrijke lessen voor ons. 

Wat te denken en wat te doen met diegenen die hun leven lang alleen maar gekarakteriseerd kunnen worden als “schoften”? Mensen die hun leven lang door het kwade worden beheerst en ermee weg komen? Het is de oude vraag van Job: waarom floreren de onrechtvaardigen en lijden de rechtvaardigen? De tekst vraagt ook van ons een “commitment”- hoe zit het met onze menselijkheid? Ons geloof moet ook uitmonden in gehoorzaamheid aan Christus. Dat is behoorlijk concreet: de hongerigen voeden, de dorst lessen van de dorstigen, de naakten kleden, de gevangenen bezoeken en de zieken. Dat gaat dan wel over degenen die God op onze weg plaatst, maar als gemeente ook de opdracht dat op grotere schaal te doen. 

Laten we maar niet vergeten dat Jezus niet alleen onze Heiland en Verlosser wil zijn, maar ook onze Heere is die gehoorzaamheid vraagt en ons roept tot de dienst aan Hem en de onze naasten.

KLIK HIER:

De helm van het heil en het zwaard van de Geest

Gemeente van onze Here Jezus Christus, zusters en broeders,

Ik wil het vandaag met u hebben over de helm van de zaligheid en het zwaard van de Geest. Het is het vijfde en zesde deel van de wapenrusting waarvan Paulus zegt dat we die zo dringend nodig hebben. Natuurlijk, het is een geestelijke wapenrusting, het is maar een beeld. Maar Paulus maakt hier geen grapje. Hij gaat ervan uit dat wij allemaal begrijpen, dat wij in een geestelijke strijd verwikkeld zijn. De geestelijke strijd niet met andere mensen, maar met wat Paulus geestelijke machten noemt.

Meer

Bereidt de weg van de Heere – over Jes. 40:3-11

Een stem van iemand die roept in de woestijn: Bereidt de weg van de Heere, maak recht in de wildernis een gebaande weg voor onze God" (Jes. 40:3)

Hoe wordt dan gesproken tot het hart van Jeruzalem? Hoe wordt deze aankondiging van troost nu voortgezet in een schildering van de wijze waarop de Troost komen zelf? Eerst is er nog alleen maar een stem van iemand die roept in de woestijn. Alleen degene die beseffen dat zij in de woestijn zijn, kunnen die stem horen. Zo moest Juda eerst uit Jeruzalem wegtrekken om zich geestelijk weer in de ballingschap te plaatsen – of zich weer voor te stellen hoe het was in de woestijn bij de Exodus. En dan kwamen ze uit bij Johannes de Doper. Ze moesten afstand nemen van hun vanzelfsprekendheden en hun morele en religieuze trots.

In de ballingschap horen de ballingen een stem die roept in de woestijn. Wanneer Johannes die tekst toepast op het Israël van zijn tijd, heeft dat een belangrijke betekenis. Het Jeruzalem van zijn tijd is nog steeds een plaats van ballingschap. Jeruzalem is in een geestelijke ballingschap. De weg van het herstel loopt door de woestijn tussen Babel en Jeruzalem in de tijd van Jesaja. Maar zo loopt het geestelijk in de tijd van Johannes tussen het Jeruzalem dat zucht onder de macht van Rome, via de woestijn naar het hemelse Jeruzalem.

Wat roept deze stem? Het is een oproep om de weg van de Heere voor te bereiden. Het is geen onmiddellijke oproep om terug te keren naar het land. Het gaat nog niet om het wegtrekken uit Babel, maar om de komst van de Heere naar de plaats van de ballingschap. Zoals bij de uittocht uit Egypte de Heere voorop ging, om Zijn volk thuis te brengen, zo ook hier. In Babel wisten de Joden dat God hen verlaten had. De voorwaarde dus van deze nieuwe uittocht uit Babel, is dat de Heere eerst terugkeert. Terugkeert langs een koninklijke weg, en dat kan niet zonder de inspanning van de ballingen zelf.

Er is een voorbereiding nodig op de komst van deze heer – zo is ook de prediking van Johannes de Doper. En die voorbereiding wordt aangeduid met een beeld. Het was de gewoonte van koningen en prinsen in het Verre Oosten, om hun weg op een bijzondere wijze voor te bereiden. Hoogten werden afgegraven, laagten werden opgevuld. Zo kon iedereen later zien, dat deze weg door een koning was gebruikt. Duizenden dwangarbeiders waren daarvoor nodig. Alleen een rechte en effen weg was goed genoeg voor de koning. En die weg stond dan als een monument van Koninklijke macht voor komende generaties.

Als de koning komt bij de ballingen, kan Hij alleen gaan over rechte wegen. Wat betekent dat? Twee beelden lijken nu in elkaar geschoven te worden. Het volgen van de rechte weg is de opdracht voor het volk. Maar dat is tevens het voorbereiden van de rechte weg voor de Koning. Het volk moet zijn eigen wegen recht maken, ondanks de wildernis van de ballingschap waarin ze leven. Wat is nu een rechte weg? In deze geestelijke zin is een rechte weg een leven overeenkomstig Gods gebod. Een recht of zuiver pad moet worden bewaard, onthouden en steeds weer opnieuw gekozen als de enige juiste weg. "Waarmee houdt een jongeman zijn pad zuiver? Als hij dat bewaart overeenkomstig Uw woord" (Psalm 119:9). Als het gebod zegt gij zult niet stelen, dan is de rechte weg heel eenvoudig niet stelen. Wie zegt dat hij niet zal stelen tenzij de honger het noodzakelijk maakt, of het gemak het wenselijk maakt of de gelegenheid het makkelijk maakt, kiest een kromme weg. Daarom zegt Johannes dat een soldaat tevreden moet zijn met zijn soldij en niet moet roven; daarom zegt Johannes dat een belastinginner (tollenaar) niet meer moet eisen dan hem toekomt. Als het volk weer gaat leven volgens de geboden van de Heere, kan de Heere langs die rechte wegen tot Zijn volk komen. Hij kan komen waar Hij gediend wordt.

Wat betekent nu vers 4? Staat er nu: "Mogen alle dalen worden verhoogd"? Dan verwijst het naar het werk van het volk om de hoogten af te graven en de dalen te vullen. Dat klopt mooi met het beeld van het voorbereiden van de weg van de Koning. Of staat er: "Alle dalen zullen verhoogd worden"? Dat zou kunnen betekenen, dat de Heere zelf de obstakels voor een koninklijke weg zou wegnemen. De strijd is immers vervuld, en de ongerechtigheid van het volk is verzoend. Het voorbereiden van de weg van de Heere is dan alleen een "bekering" geworden, en niet een morele prestatie. Een ommekeer waardoor wij reikhalzend uitzien naar de Koning die komt. Dan is het de voorbereiding van het hart.

Als we het anders lezen, dan zou de komst van de Heere als voorwaarde hebben wat het volk doet. Maar is dat wel de bedoeling van de tekst? Vers 5 geeft een belofte zonder weerga en ook zonder voorwaarden. "De heerlijkheid van de Heere zal geopenbaard worden." En de reden daarvan staat er meteen bij, en het is niet de vernieuwde trouw van het volk. "Want de mond van de Heere heeft gesproken" (vers 5b).

De belofte van de Heere staat dus vast. Dat is Gods karakter. "God is geen mens dat Hij zou liegen; noch een Mensenzoon dat hij berouw zou hebben" (Numeri 23:19). Maar de beloften van de Heere komen in twee soorten. Toen de Heere beloofde dat Hij de mensheid nooit meer zou vernietigen door een vloed, is dat een belofte zonder voorwaarden. Evenzo de belofte van Christus dat de "de poorten van de hel zullen haar (d.i. de gemeente) niet overweldigen" (Mat. 16:18). Dat zijn "onberouwelijke" beloften. We hebben volstrekte zekerheid dat de Heere deze beloften zal verwerkelijken.

Maar er zijn ook beloften die gemaakt worden in de context van een verbond. Die belofte zijn afhankelijk van een of meerdere voorwaarde die vervuld moeten zijn. Het bezit van het land Kanaän, of de belofte aan David dat er altijd iemand van zijn nageslacht op de troon zou zitten, en de belofte aan Israël in de ballingschap dat er een terugkeer zou zijn – dat zijn beloften die aan een voorwaarde zijn gebonden. De voorwaarde van het koningschap voor David en zijn nageslacht, was afhankelijk van de voorwaarden, dat David en zijn zonen de geboden van de Heere zouden nakomen. Als Davids nageslacht de geboden zou breken dan zou er uiteindelijk straf zijn en het verbond zou dan nietig worden verklaard. Zo’n 89 spreken daarom eerst over de belofte aan David: "Ik zal uw nakomelingen tot in eeuwigheidstand door houden, uw troon bouwen van generatie op generatie" (vers 5). Maar dan ook over het gevolg van het verlaten van het verbond: "Als zijn kinderen Mijn wet verlaten en in Mijn bepalingen niet gaan… Dan zal Ik hun overtreding met de roede straffen en hun ongerechtigheid met slagen" (Ps. 89:31-33) God zal nooit Zijn kant van het Verbond breken; maar Hij zal niet onbestraft laten dat Israël haar kant van het Verbond overtreedt.

Maar dat is niet het laatste woord over deze kwestie. Het bijzondere van de komst van Christus in deze wereld is, dat de Heere het nu op Zich neemt, om Zijn voorwaardelijke belofte door te zetten, ondanks het feit dat de voorwaarde niet is vervuld. Wanneer het volk faalt, is er straf: de ballingschap. Maar uiteindelijk zal de Heere de gevangenschap van Zijn volk verbreken, ook zonder dat het volk dat verdient. De verzoening van de ongerechtigheid in vers 2, is een daad van genade van Godswege.

De tweede stem die we horen in dit gedeelte maakt dat duidelijk. Die stem geeft de opdracht om te roepen. En dan klinkt de vraag: wat moet ik roepen? En dan krijgen we te horen wat aan de basis van deze belofte van deze profetie ligt. Het is de herinnering aan de kwetsbaarheid, de zwakte en de tijdelijkheid van de mens; de herinnering aan het falen van het volk. "Alle vlees is gras en al zijn goedertierenheid als een bloem op het veld. Het gras verdort, de bloem valt af, als de Geest van de Heere erover blaast. Voorwaar, het volk is gras. Het gras verdort, de bloem valt af" (vers 6, 7). Kan dan van het volk gevraagd worden dat zij de weg van de Heere bereiden, en een gebaande weg voor onze God recht zullen maken? Dat zij de dalen zullen verhogen en de bergen en de heuvels zullen verlagen?

We hebben de diepte van deze tekst pas gepeild, als het einde van vers 5 samen lezen met vers 1 en met vers 8. Zo komt het drievoudig op ons af: (1) "…zal uw God zeggen" (2) "…de mond van de Heere heeft gesproken" (3) "…het Woord van onze God bestaat voor eeuwig." Al het goede en bestendige en waarachtige dat hier gebeurt, gebeurt door het scheppende spreken van de Heere God. Het staat op één lijn met de glorie waarmee Hij komt in vers 10: "Zie, de Heere HEERE! Met kracht zal Hij komen." Hij komt naar een volk dat Hij weiden zal als een kudde schapen (vers 11). Het beeld is niet dat van dwangarbeiders die een weg aanleggen, en zelfs niet van partners in het verbond die zich aan de regels houden. Dit volk dat eigenlijk gras is, kan alleen worden vergeleken met lammeren, en met zogende dieren. Kwetsbaar, sterfelijk, zwak. Dat is de goede boodschap van Jesaja. De Machtige Strijder die komen zal, is een zachtmoedige Herder. De heersende Arm van de Heere, is een arm die draagt en zachtjes leidt. Zo kwam God in Christus in deze wereld om Zijn volk te bevrijden.

Hoe houden we de troost vast? – vraag n.a.v. de prediking over Jesaja 40:1

Naar aanleiding van een vraag na afloop van de verkondiging op de 2e adventszondag.

Hoe houden wij de troost vast? Als wij onze paden recht maken in overeenstemming met Gods Woord, als wij leven in het Woord en met het Woord elke dag weer, als wij de beloften van God indrinken en steeds maar weer voor ogen houden, dan zal Hij onze kracht vernieuwen. Wanneer wij proberen die troost in onszelf te vinden of vast te houden, dan doen we het in eigen kracht en dan zullen we vermoeid raken. Het tweede deel van Jesaja 40 geeft dus antwoord op de vraag die hier gesteld werd.

Het oog van de storm

Avonddienst op 20 november.

Als de Heer Jezus in het midden is – in de gemeente of in jouw persoonlijk leven – dan komen de stormen van het leven tot rust en bereik je de overkant.

Zo bereidt Jezus Zijn discipelen voor op de onderwijzing, dat ze deel moeten krijgen aan Zijn leven. Niet zoals de mensen die het wonder van de brooduitdeling hebben meegemaakt. Zij hebben een eigen belang en eigen behoeften waarvan ze hopen dat Jezus die bevredigen zal. Het gaat hen om het onveranderde aardse leven. Het gaat hen om een paradijs – in hun ogen een aards leven zonder angst en inspanning – waar zondenvergeving niet voor nodig is. Wanneer Jezus ze later duidelijk maakt dat de weg naar het paradijs – verzoening met God en Zijn eeuwige nabijheid – door het kruis heenloopt en door de zondenbelijdenis en de zondenvergeving, haken ze massaal af. Alleen de Twaalven blijven nog bij Hem. Met de belijdenis die de Kerk anders maakt dan de brood zoekende menigte:

Heer, U hebt woorden van EEUWIG leven, tot wie anders zouden wij gaan? U bent de Christus, de Zoon van de levende God.

Mozes getuigt van Jezus

Het getuigenis van Jezus in Johannes 5:31-47. De Vader getuigt van Hem door de werken die Jezus doet. Johannes de Doper getuigde van Hem, als de laatste profeet in Israël. Mozes zelf verwijst naar Hem, en als getuigenis voor Hem moeten de Schriften van het Oude Testament dan ook gelezen worden.
Toch hebben de Joodse leiders niet in Hem geloofd. Les voor ons: dat het ons niet gebeurt dat wij de Schriften horen en lezen en vergeten dat ze van Hem getuigen. Dat wij onze eigen religie bedenken in plaats van te beproeven of wij zelf nog in het geloof staan, dat wij belijden met de kerk van alle eeuwen.