In onze traditie wordt een predikant wel eens aangeduid als een “dienaar van het Woord.” Prediking is een vorm van dienstbaarheid en veronderstelt een Heer die daartoe een opdracht heeft gegeven. Een dienaar van het Woord staat er niet om zijn eigen gedachten en invallen op een speelse manier tot uitdrukking te brengen. Hij is ook geen dienaar van de gemeente. Het is niet zijn taak om aan het geloof van de leden van de gemeente uitdrukking te geven. Hun gevoelens, opvattingen, geloofsovertuigingen spelen een rol, maar ze zijn voor de predikant niet de opdracht en de gemeente is dus ook niet de opdrachtgever. Een dienaar van het woord krijgt wel een opdracht van de gemeente mee, maar dat is niet om haar mening te vertolken, haar geloof onder woorden te brengen, maar om het Woord te verkondigen, te proclameren.
De enige manier waarop wij God kunnen kennen, en Zijn wil kunnen ontdekken is door middel van het Woord. De Bijbel is de enige richtsnoer en maatstaf van ons geloof en ons handelen. De Bijbel is niet één van de bronnen waaruit wij moeten putten, maar de énige bron. De Bijbel is niet een voorafgaand getuigenis van mensen waarbij wij kunnen aansluiten of niet, maar het is wat God nú tegen ons zegt. Natuurlijk is er ook een verkeerd gebruik van de Bijbel, het selecteren van teksten die jou bevallen en het negeren van teksten die jou niet bevallen. Natuurlijk is het voorlezen van losse woorden en zinnen met een verhaaltje erbij nog niet een prediking. Het citeren van een bijbeltekst maakt een boodschap nog niet tot een waarachtige verkondiging. Daarom moet een predikant zich steeds herinneren dat hij een dienaar is van het Woord want dat wil zeggen door middel van de Bijbelse tekst is hij een dienaar van het vleesgeworden Woord, en dat is Christus. In de Bijbelse tekst moet de predikant op zoek gaan naar het vleesgeworden Woord. Hij moet Jezus Christus verkondigen precies zoals Deze in de Bijbelse tekst naar ons toekomt en tot ons spreekt.
Ik krijg nogal eens te horen dat mijn prediking een of andere richting zou vertegenwoordigen. En daar zit bijna altijd afkeuring in. Bijvoorbeeld wanneer sommige mensen zeggen dat de prediking te evangelisch zou zijn. Wat betekent dat? De prediking is conform het evangelie of niet. In het eerste geval voldoet de predikant aan zijn opdracht. In het tweede geval voldoet de predikant daar niet aan. Evangelische prediking is nu precies prediking waarin het vleesgeworden Woord wordt verkondigd zoals dat in de Bijbelse tekst, het geschreven Woord, naar ons toekomt. Het woord “evangelisch” kan dus alleen maar positieve betekenis hebben. Toch wordt het negatief en afkeurend gebruikt. Waarom? De enige reden kan zijn dat mensen die in de prediking met de inhoud van de Bijbelse tekst worden geconfronteerd, dat niet erg prettig vinden. Zij hebben liever een andere boodschap dan wat er in de Bijbel staat. Daarin wordt duidelijk dat ze een houding van ongeloof en verzet aannemen tegenover het geschreven Woord. Maar in plaats van te zeggen dat ze de Bijbelse boodschap afwijzen, zeggen ze liever dat ze de predikant afwijzen die de Bijbel op een verkeerde manier uitlegt.
In mijn prediking ga ik uit van het gezag van het Woord van God tegenover al onze menselijke meningen, al onze menselijke ervaringen, al onze menselijke vooroordelen en al onze menselijke verlangens. In de Bijbelse tekst horen wij – als we willen horen, als we met nederigheid dat woord benaderen, als we Gods stem ook zoeken – het Woord van God. De Bijbel is niet de echoput waaruit wij vele malen versterkt en herhaald kunnen horen wat we er zelf in geroepen hebben. Natuurlijk moet de Bijbelse tekst ook worden uitgelegd en toegepast. De woorden van toen moeten betekenis krijgen in de tijd van nu. Wat de hoorders en lezers van dat woord toen hebben gehoord, moet opnieuw tot klinken worden gebracht voor hoorders en lezers van nu. Dat is een enorme afstand in de tijd en die moet worden overbrugd. Maar het moet ook in onze tijd nog steeds herkenbaar dezelfde boodschap zijn. Het is volstrekt ontoelaatbaar en een diepe kerkelijke vergissing, wanneer wij die boodschap gaan aanpassen aan onze moderne inzichten. Hoe politiek correct die ook mogen lijken.
Dat moeten wij ook leren uit de geschiedenis. De Bijbelse tekst werd in de jaren 30 van de vorige eeuw aangepast aan de nieuwe Duitse realiteit. Een Germaans evangelie werd gepredikt. De haat tegenover joden en andere minderheden werd vanuit de Bijbelse tekst aangewakkerd. Wanneer de Bijbelse boodschap mag worden aangepast aan de inzichten en ervaringen van het heden, dan zouden wij daar eigenlijk geen bezwaar tegen kunnen hebben. Maar als het toen een verdraaiing van de Bijbelse boodschap is geweest, dan moeten wij daar evenzeer voor waken in het heden. Onze politieke correctheid, onze persoonlijke gekoesterde vooroordelen en gemeenschappelijke meningen doen er uiteindelijk niet toe. De boodschap van de apostelen en profeten van de Bijbel moet in de taal van nu opnieuw tot klinken worden gebracht. We moeten het opnieuw horen, opdat wij ook gehoorzaam kunnen zijn.
Dat woordje “horen” is niet onbelangrijk. Het lezen van een tekst wekt de indruk dat je er boven staat. Jij bepaalt wat je overslaat, jij bepaalt wat je lezen wilt, jij bepaalt of je en wanneer je ermee ophoudt te lezen. Jij bepaalt of je ergens bij stil staat en het woord tot je laat doordringen. Lezen geeft macht. Maar horen betekent dat je “onder” het gehoor staat, dat je je laat gezeggen, dat je je laat toespreken. Het Woord van God komt letterlijk van bóven. We willen het Woord horen, omdat we eraan gehoorzaam willen zijn, omdat het een woord is dat met gezag tot ons komt. Gods woord!
Mensen in onze tijd verwerpen heel vaak het gezag van de Bijbel. Iedere ketter heeft zijn letter, zeggen ze. Dat betekent dat je met de Bijbelse tekst kunt doen wat je wilt om je eigen boodschap erin terug te kunnen vinden. Als dat waar is, dan is alleen onze persoonlijke mening nog een houvast. Maar iedereen weet hoe verdeeld we zijn in die meningen, hoe verschillend onze ervaringen zijn. Dan draait het inderdaad alleen nog maar om onze persoonlijke geloof en onze eigen inzichten. Ik denk dat we dan zo snel mogelijk de kerk zullen moeten sluiten. Wat een bedrog zit daarin! Maar de woorden van de Bijbel verdragen ook geen eigenmachtige, door persoonlijke voorkeur bepaalde uitleg. Zo zegt Petrus dat: “Dit moet u allereerst weten, dat geen enkele profetie van de Schrift een eigenmachtige uitleg toelaat.” (2 Pe. 1:20) In de opleiding tot predikant leer je zorgvuldig omgaan met de Bijbelse tekst. Die lees je in de oorspronkelijke talen, Hebreeuws en Grieks. Je leest de commentaren van deskundigen. En heel zorgvuldig bouw je een preek op, die recht doet aan de tekst, aan de schrijver, aan het vleesgeworden Woord dat door apostelen en profeten heen gesproken heeft.
Hoe weet je als predikant dat je recht hebt gedaan aan de tekst? Als de uitleg van die tekst jou pijn doet. Als je onder het oordeel van God komt te staan. Als je een troost hebt ontdekt die je niet aan jezelf kunt geven. Als de prediking vanuit het Woord inderdaad loodrecht van boven lijkt te komen, dan heb je een indicatie dat je het Woord goed heb uitgelegd. Dat het Woord zelf tot spreken is gebracht. De schrijver van de brief aan de Hebreeën zegt dat op deze manier: “Want het Woord van God is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard, en het dringt door tot op de scheiding van ziel en geest, van gewrichten en merg, en het oordeelt de overleggingen en gedachten van het hart.”
Dat levende woord moet niet tot een dode letter worden gemaakt, tot losse spreuken waarmee wij – lui als wij zijn – ons hele geloof willen samenvatten. God is liefde! Je moet je naaste liefhebben! Zorg voor elkander! Dan maak je van de Bijbel een scheurkalender. Dan zijn het dode letters die je vult met je eigen persoonlijke meningen et cetera. De kracht van de Bijbelse tekst ervaar je alleen maar als je van Genesis tot en met Openbaring het geheel van het Woord tot je laat doordringen. Als je teksten met elkaar vergelijkt om op die manier in de diepte van het Woord door te dringen. Als je nauwkeurig de gedachtegang volgt in elke passage die je leest. En als je je steeds afvraagt wat God met dit woord vandaag, terwijl je het hoort, tot je zeggen wilt.
Sommige mensen zijn ook aarzelend tegenover de Bijbel, omdat ze menen dat de moderne wetenschap ermee heeft afgerekend. Welnu, het is waar dat de Bijbelse openbaring geen alternatief is voor wetenschap. Wie wil weten hoe de wereld is ontstaan, hoe het leven zich heeft ontwikkeld, hoe elektronen en atomen werken, kan niet de Bijbel raadplegen. Maar dat wil nog niet zeggen dat de Bijbel in strijd is met die wetenschap. We weten dat alles wat bestaat in vijf categorieën kan worden ingedeeld. Dit zijn ze: tijd, kracht, actie, ruimte en materie. Natuurlijk wordt dat niet door de Bijbel onderwezen, want het is geen boek met als doel om ons natuurwetenschap te leren. Maar dat betekent niet dat het ermee in strijd moet zijn. Kijk maar naar Genesis 1:1. Het eerste hoofdstuk van Genesis zegt ons niets over het ontstaan van de wereld los van de mens en Gods bedoelingen met de mensheid. Daarom gaat het ook niet over elektronen, maar wel over zaadzaaiende gewassen. Maar is het in strijd met de wetenschap? Genesis 1:1 vertelt ons: “in den beginne” – dat is tijd – “schiep” – dat is actie – “God” – dat is kracht – “de hemel” – dat is ruimte – “en de aarde” – en dat is materie. Ik wil daarmee niet zeggen dat de Bijbel ons natuurkunde leert. Maar wel dat de natuurkunde niet in strijd is met de Bijbelse tekst. Die is geschreven in een ander genre, vertelt over de wereld in een andere vorm, en bovenal: de tekst van Genesis is bedoeld om in alle tijden eenvoudig te kunnen worden verstaan.
Het Woord van God is levend en krachtig. En dat moet dan ook blijken aan de prediking. Je moet als predikant met het woord omgaan alsof het nu en hier tot je spreekt en zo moet je het ook doorgeven. Je moet de kracht van het Woord laten zien. Niet een tekst citeren om die vervolgens te begraven onder je eigen gebabbel. Maar het Woord van God is ook nog eens scherp. Het is scherper dan welk zwaard dan ook, in welke richting het ook beweegt – daarom heet het “scherper dan enig tweesnijdend zwaard”. Dat tweesnijdend zwaard is een machaira, en dat is eigenlijk een grote dolk, waarmee je aanvalt met de punt naar voren.
Het Woord van God is scherp. Het oordeelt de overleggingen en gedachten van het hart. Ons innerlijke leven ligt naakt voor de ogen van God aan Wie wij rekenschap moeten afleggen. We kunnen elkaar bedriegen. We zien er altijd wel mooier uit dan we zijn. En we weten wel dat God ons kent, zoals wij onszelf niet kennen. In de prediking van het Woord zullen we dus regelmatig een oordeel tegenkomen over onze innerlijke overleggingen en gedachten. Zeker zal dat ons een onaangenaam gevoel geven. Maar wanneer is dat het geval? In het tweede vers van hoofdstuk 4 van Hebreeën, lezen we het volgende: “Maar het gepredikte woord bracht hen geen voordeel, omdat het niet met geloof gepaard ging bij hen die het hoorden.” De sleutel is of we het Woord met geloof aannemen, of met een onwillige weerstand tegenover het Woord. Wat is het nut om in de prediking het Woord te horen, wanneer dat woord een oordeel over onze gedachten en overleggingen inhoudt? Is het niet dit, dat Gods Woord ons met dat oordeel niet wil veroordelen, maar wil reinigen? Het wil ons niet vast laten zitten in onze eigen duisternis. Daarom zegt Petrus dat wij het profetische woord hebben dat vast en zeker is, en dat we er goed aan doen daarop acht te slaan als op een lamp die schijnt in een duistere plaats. Dat is ons leven: duisternis. (1 Pe. 1:19) En dan is er het woord van God, het licht dat schijnt in die duisternis.
Uiteindelijk lijkt heel ons leven op gras. Alles waar wij ons in beroemen en trots op zijn, de “heerlijkheid van de mens”, is als een bloem in het gras. Uiteindelijk zal voor ons allemaal gelden, dat “het gras is verdord en zijn bloem is afgevallen.” Maar voor ons als gelovigen gelden dan twee dingen. In de eerste plaats dat wij “opnieuw geboren” zijn. Het levende en eeuwig blijvende Woord van God is de bron van ons nieuwe leven. Zo zegt Petrus dat: “U, die opnieuw geboren bent, niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en eeuwig blijvende Woord van God.” Maar in de tweede plaats dat wij het Woord hebben, de Bijbel, en daarvan zegt Petrus: “Maar het Woord van de Heere blijft tot in eeuwigheid.” En waar is dat Woord dan? Op welke manier lezen en horen wij dat Woord dan? Dan komt de rol van de predikant nog eens scherp naar voren. Want zo eindigt Petrus het 25e vers van het eerste hoofdstuk van zijn eerste brief: “En dit is het Woord dat onder u verkondigd is.”
De predikant is een dienaar van het Woord. Wanneer hij het verkondigt zoals hij het ook in de Bijbelse tekst aantreft, strooit hij zaad uit, waardoor mensen opnieuw geboren worden. Laat hij het levende en krachtige en scherpe Woord van God zelf tot spreken komen. En dan zal er ook een oordeel zijn van de overleggingen en gedachten van het hart. Want het Woord heeft gezag boven onze meningen en ervaringen. De predikant, ten slotte, moet daarover ook rekenschap afleggen. Om die reden zegt de brief aan de Hebreeën: “Denk aan uw voorgangers, die het Woord van God tot u gesproken hebben. Let op de uitkomst” – het doel, niet hun gedrag – “van hun levenswandel, en volg hun geloof na.” ( Hebr. 13:7) Wat het geloof betreft gaat het nog verder: “gehoorzaam uw voorgangers en wees hun onderdanig, want zij waken over uw zielen” – en waarom doen ze dat dan? Waarom bemoeien ze zich met het geloof van de leden van de gemeente? Niet omdat zij zichzelf zo hoog achten, maar omdat – “zij rekenschap moeten afleggen.” Het is de primaire taak die hen als “herder” is toevertrouwd. Een taak die voortvloeit uit hun opdracht het Woord te verkondigen – gelegen of ongelegen zoals Paulus tregen Timotheus zegt. “Predik het Woord!” (2 Tim. 4:2)
Nog een laatste gedachte. Het doel van deze “gehoorzaamheid”, wat trouwens niet onderworpenheid betekent, maar de houding van eerbiedig luisteren inhoudt, het doel daarvan is dat de predikanten dit “waken over de zielen”, mogen doen met vreugde en niet zuchtend. Een predikant die met vreugde en vrijelijk het evangelie mag verkondigen, die leiding mag geven bij de opdracht van de gemeente om een lerende gemeente te zijn, die mensen mag aanspreken op hun geloof, dat is de gemeente van nut. Maar een predikant die “al zuchtend” zijn werk moet doen, vanwege een voortdurende tegenspraak tegen de verkondiging, kritiek op alles wat hij doet en zegt, daarvan zegt de schrijver: “Dat heeft immers voor u geen nut.”
Laten we hopen dat het voor onze gemeenten geldt dat de mensen hun gehoor niet van de waarheid hebben afgekeerd en zich gekeerd hebben tot verzinsels. (2 Tim. 4:4)