Staan er “immorele” teksten in de Bijbel?
Er zijn in ieder geval teksten in de Bijbel die ons onbegrijpelijk voorkomen omdat erin wordt vermeld dat God een daad beveelt of zelfs uitvoert, die in strijd is met algemene moraal. Niet alleen die van onze tijd, maar van elk weldenkend mens overal ter wereld in alle tijden. Voorbeelden te over. Men kan zo denken over het boek Job, waar we vinden dat God de rechtvaardige Job overgeeft in de handen van de Duivel en dan zegt: alleen van zijn leven moet je afblijven. Daarop vallen de Sabeeërs binnen, plunderen zijn land, en dan stort ook nog het huis in waar zijn kinderen bijeen waren en uiteindelijk wordt Job geplaagd door zweren. Dat alles wordt toegelaten door God. De enige verstandige stem lijkt die van zijn vrouw te zijn die zegt: “vervloek God en sterf!”
Maar er zijn er nog veel meer. Numeri 31 bij voorbeeld, waar Mozes opdracht geeft vrouwen en kinderen te vermoorden, maar de maagden te sparen. Vanwege de “verleiding” die van de getrouwde vrouwen zou uitgaan. Of vele plaatsen in de Psalmen waar luidruchtig wraak wordt gevraagd, tot en met het “verpletteren van de kinderen tegen de rotsen” aan toe. Of de moord op de dochters van Lot in Sodom. Iedere Christen kent die passages. Ze zijn weer actueel nu in een verwante godsdienst – de Islam is namelijk mede op Christendom en Jodendom gebaseerd – dergelijke teksten in Koran en Hadith letterlijk worden genomen en gepraktiseerd. Wat de aanstootgevende teksten aeggen, is wat IS aan het doen is in Syrië en Irak.
Wat doen “wij” met dergelijke passages? We lezen er meestal overheen, dringen het weg uit ons geheugen, plaatsen het niet in ons Bijbels dagboek, zullen er zeker nooit over preken en houden het buiten onze theologie. Nu tenminste, meestal. Als je kijkt naar de manier waarop oudere theologische denkers ermee omgingen, dan zie je dat ze er kort over zijn: God heeft het nooit zo geboden. Of we zeggen: Mozes heeft dat gebod getrouw uitgevoerd, het ging toen om de “heiligheid” van God en die is een “verterend vuur” en daarmee moet je niet spotten, maar gelukkig is Jezus gekomen en die heeft de verhouding tussen God en de wereld veranderd. Zo kon je kool en geit sparen. Mozes bleef overeind want die deed Gods wil, maar Gods wil is veranderd nu Christus is gekomen. Numeri 31 is dan een gegeven uit het verleden, evenals de moord op Jobs kinderen, waar we liever niet aan herinnerd willen worden.
Toch blijven dergelijke teksten als een graat in de keel steken en iedereen die eerlijk is, zal dan ook zeggen dat hij niet begrijpt wat die teksten in de Bijbel doen. Het is wel duidelijk dat de strategie van negeren en interpreteren als “toen was het zo, maar gelukkig is het nu anders” wel bij ons werkt. Niemand komt op het idee dat God dit karakter vertoont. Maar toch wordt met die kant van Gods oordelende, onverbiddelijke gerechtigheid, die onbegrijpelijk ver boven ons moreel besef werkt, in ons godsbeeld wel rekening gehouden. Christus stierf voor de zonden en nam dit alles op zich – al die onreinheid, onheiligheid waar de Midianitische vrouwen en kinderen hun leven voor gegeven hebben. Goed. Maar is het redelijk en zinvol om aan te nemen dat de vader van Jezus – wie de Zoon kent, heeft ook de Vader gezien – in het OT werkelijk tot dergelijke opdrachten in staat was? Het blijft als een graat in de keel steken.
Ook een oude strategie is dat we de God van het Oude Testament als een onheilige, wrede tiran opvatten en tegelijk met het jodendom afwijzen. We houden een paar teksten over uit het Nieuwe Testament zoals de Bergrede en daarmee moeten we het doen. Zo deed Marcion het in de vroege kerkgeschiedenis. Daarmee snijden we ons weer tezeer af van het jodendom en verliezen we ook de inspiratie die vele Oudtestamentische teksten – Jesaja! Hooglied! – ons kunnen geven. Om maar te zwijgen van het feit dat Jezus nooit op die radicale wijze afstand heeft gedaan van de joodse Bijbel.
Een andere strategie hebben we ook nog. We zeggen dan, dat we elke passage uit de Bijbel willen interpreteren vanuit de eenheid van het geheel. Als we God leren kennen als barmhartig en genadig in Jesaja of het evangelie van Johannes, dan moeten we dat met terugwerkende kracht toepassen op teksten zoals Numeri en Job. Dan vinden we daar een gedeeltelijk, en eenzijdig beeld van slechts één enkel aspect van God, vanuit een beperkt gezichtspunt, in dit verband respectievelijk Gods volmaakte heiligheid (Numeri) en Gods absolute gerechtigheid (vooral dat Hij mag doen en laten wat Hij wil). De tekst blijft dan echter voor elke onbevangen Bijbellezer staan, zoals ze er staat. We halen dan uit het geheel van de Bijbel wél de motivatie om de aanstootgevende teksten te negeren, maar aanstootgevend blijven ze. En genegeerd worden ze.
De kerk beroept zich op een geloof in de openbaring. De Bijbel is de oorkonde en het geschreven getuigenis van die openbaring, en volgens vele evangelische christenen is de Bijbel dat letterlijk en woord voor woord. In die kringen is de aanstoot dus het hevigste. Maar ook daar worden de teksten zodanig geïnterpreteerd, dat uiteindelijk alles goed komt. Job krijgt toch immers zijn kinderen terug en de vrouwen die gedood werden hadden het ook verdiend etc. Een weinig overtuigende strategie, behalve dan in eigen kring waar trouwens onmiddellijk wordt gebruikt gemaakt van dezelfde strategie van selectie en verdringing. Want dit negeren en dood zwijgen van dergelijke teksten heeft vooral het karakter van verdringing in die kringen waar de Bijbel staat voor het onfeilbare, letterlijk geïnspireerde woord van God.
Is er een andere mogelijkheid? Wat is eigenlijk de manier van lezen van Bijbelse teksten? Voor ons als Christenen is Jezus Christus de vervulling van Wet en Profeten. Hij is de eigenlijke maatstaf van de strekking en de inhoud van de teksten van het Oude Testament. Wij nemen dat Oude Testament als Gods Woord in onze Bijbel op met een bepaald voorbehoud. Alleen in zoverre ze Christus verkondigen (Luther: Was Christum treibet) is voor ons heilige Schrift. Dat fundeert voor ons dat we gerechtigd zijn de tekst van Numeri 31 bij voorbeeld te meten aan de morele lessen van Jezus. Zou Hij de actie van Mozes hebben goedgekeurd? Ik meen dat de evangelieën stellen van niet. Numeri 31 is dan een onderdeel van een voorgeschiedenis, waaruit uiteindelijk door mensen een les is getrokken.
Op die wijze mag het geloof naar mijn overtuiging worden verdedigd. Met enige fantasie kan zelfs worden gesteld dat Christus sterft op joodse aanklacht, die geheel en al in de lijn ligt van Numeri 31. Wat onrein is, en onheilig, moet door de dood worden weggedaan. Christus sterft, op grond van dezelfde haat en ijver voor Gods heiligheid, die ook de vrouwen van de Midianieten het leven kostte. Christus, hoger dan Mozes. Maar dat is dan een modern idee, niet conform de tekst van het Nieuwe Testament die van Mozes stelt dat hij “getrouw was in zijn huis” zoals Christus dat is over het Zijne. Wanneer we Numeri 31 langs de meetlat van Christus leggen, dan zullen we dat ook moeten doen met de teksten van het Nieuwe Testament. Geheel de Bijbel wordt dan een zwevende, relatieve grootheid. Niet langer het absolute fundament van het geloof, maar een historisch hulpmiddel voor dat geloof, voor die navolging van Jezus, dat steeds weer opnieuw zijn waarde te bewijzen heeft. Selectie is dan geen afwijking van de norm, maar de enig toelaatbare manier van lezen zelf. Interpreteren, zelfs tegen de duidelijke bedoeling van de schrijver in, door allegorie te gebruiken, bij voorbeeld, wordt dan de norm in plaats van de afwijking. Van Numeri 31 kan zelfs worden gezegd dat we het in de Bijbel hebben staan als voorbeeld van uit de hand gelopen ijver voor Gods heiligheid, zodat we met verontwaardiging daarin kennis kunnen nemen van Mozes’ onverantwoorde fanatisme – waarvoor hij in de tekst helaas niet bestraft wordt.
Ook de historische lezing van die teksten kan veel, om de benodigde afstand tot die tekst te krijgen en het morele dilemma te verhelderen. Wie schrijft het boek Numeri? En wat is de theologische achtergrond daarvan? Weten dat sommigen in Israëls geschiedenis ertoe gekomen zijn de heiligheid van God op die manier te bezien en in verhalen te onderwijzen, kan helpen om een zekere sympathie te krijgen voor de ijver waarmee ze God wilden dienen, en tegelijkertijd geeft het een plaats voor de moderne afschuw die we terecht hebben voor dat soort ideeën over geweld en heiligheid.
De enige oplossing die ik zien kan, is dat we er toch toe komen om onze redelijkheid en het morele besef dat we in (en soms ondanks) ons geloof hebben, als maatstaf voor het begrijpen en toepassen van de Bijbelse tekst te gebruiken. God is redelijk, Hij is Geest. We moeten Hem aanbidden in Geest en in waarheid. Maar dan moet het dus gaan om die redelijkheid (geest) en die waarheid – desnoods tegen de Bijbelse tekst in. Het late jodendom heeft, evenzeer als het christendom, in zijn commentaar en uitleg van de Bijbelse tekst altijd het commentaar boven de tekst gesteld – maar ook altijd in piëteit gezegd dat het commentaar de tekst volgde. Toen de radicale reformatie voorstelde om niet “sola Scriptura” – alleen het Woord – als beginsel te nemen, maar Geest en Woord te laten samengaan, werden zij daarom verketterd.
Geest en Woord! De Geest is de enige uitlegger van het Woord! Wat in de praktijk betekende dat de gemeenschap als geheel, en niet de geleerden en geen vergadering van kerkelijke leiders, de interpretatie van de Bijbel mochten uitvoeren, zodat de geleefde, gemeenschappelijke geloofservaring het criterium werd van zin en onzin in de Bijbeluitleg. Maar zij drukten als beginsel uit, wat elke geloofsgemeenschap altijd gedaan heeft. Dat commentaar mocht, zelfs tegen de bedoeling van de schrijver in – wat ook nooit gezegd werd – de morele betekenis van de tekst desnoods door allegorie te voorschijn brengen. Numeri 31 werd een tekst die spreekt over vreemde invloeden op de zuiverheid van de geloofsgemeenschap, en het moorddadige geweld tegen de vrouwen werd vertaald als resolute beslissing om de gemeenschap op haar gelovige fundament te laten staan. Noch de heiligheid van God als verterend vuur, noch het geweld tegen de Midianieten, noch de vreemde voorkeur om de maagden te laten leven, maar de getrouwde vrouwen te doden, speelde daarbij nog een rol. De bedoeling van de schrijver werd dus genegeerd, en de tekst alleen als aanleiding gezien voor een commentaar dat geheel op eigen benen kon staan.
Sommigen zullen dan echter zeggen, dat we de moraal – ons eigen morele besef – en niet langer de Bijbelse tekst tot maatstaf van het geloof maken. In zekere zin is dat zo. De moraal die we leren van onze geloofsgemeenschap, die gevoed wordt uit Christus, wordt inderdaad de maatstaf van de lectuur van de Bijbel. De ene tekst – de Bergrede bij voorbeeld – legt ons op de andere tekst – Numeri 31 bij voorbeeld – tot een spirituele allegorie om te vormen. De historische concrete situatie en daad die wordt beschreven, wordt een verpakking waarachter we de morele betekenis van de tekst trachten te ontwaren. Die moet er zijn, zeggen we, op grond van het dogma of vooroordeel dat “heel de schrift” door God doorademd is. Maar die zit dan zeker niet aan de oppervlakte en is niet conform de bedoeling van de schrijver. Het zijn gekunstelde exegeses, constructies zonder historische of literatuurwetenschappelijke status, die ons ertoe kunnen brengen met deze “aanstootgevende passages” op die manier om te gaan.
Het geloof leeft niet van de letter die doodt, maar van de Geest die levend maakt. Ik verdedig het recht van het commentaar, zelfs wanneer er niets overblijft van de bedoeling van de auteur, zoals in het geval Numeri 31. Allegorie is een toelaatbare, kerkelijke – niet wetenschappelijke – methode om de Bijbel te laten spreken. En wat zij dan zegt, moet in overeenstemming zijn met beginselen van moraal die ons worden geleerd door Christus, maar die door anderen met enig nadenken eveneens gevonden kunnen worden. Dat morele besef en die redelijkheid zijn niet het particuliere eigendom van christenen. Ons geloof geeft ons tot die algemene moraal een bijzondere toegang. Met de verhalen van Oude en Nieuwe Testament vormen wij een vertellende gemeenschap waarin we die moraal proberen actief en bewust te beleven en met elkaar te delen. We zijn een lerende gemeenschap, die uitdrukkelijk en hardop zegt, wat voor anderen misschien alleen een intuïtie in de huiskamer blijft.
Daarom heeft Immanuel Kant gelijk wanneer hij zegt in zijn “Religie binnen de grenzen van de zuivere rede”, dat de schriftgeleerdheid (de kunst van het vrije commentaar) en de religie van de redelijkheid (het inzicht in de algemene, redelijke moraal) de eigenlijke instanties zijn, waarmee de Bijbel in de Kerk wordt uitgelegd.